Publicatiedatum: 1-09-2022

Tekst: Ton van den Born
Foto's: Ton van den Born (portret) en Hilda Weges (installatie)

Hans Blankestijn schreef in 2019 een voorstel voor een Erasmus-project om biocompetenties te ontwikkelen. Het project startte dat jaar en liep voorjaar 2022 af. Het materiaal is klaar, en zegt hij: “In Letland zijn ze heel geïnteresseerd.” Ze hadden mogelijk via een nieuwsbrief gehoord van het project en namen contact op. “Dat is wat je wilt: dat het opgepikt wordt, dat scholen of opleidingen het materiaal gaan gebruiken.”

In het project over biocompetenties, kortweg ‘Biocomp’, gaat het over de opleidingsvraag voor mbo’ers in de circulaire economie. Een thema waar de EU prioriteit aan geeft. De circulaire economie vereist inzet van vakmensen die weten hoe je biobased producten maakt.

De vraag voor de projectpartners was hoe je een bedrijf opzet in de circulaire economie. Wat is er dan nodig? Ze keken naar biogas, bioverpakking en bioplastic, als alternatief voor fossiele energie en het niet-afbreekbare verpakkingsmateriaal dat de wereld belast. En ze keken naar algen als duurzame grondstof voor voedsel, voor kleurstoffen en mogelijk ook voor energie (zie kadertekst onderaan). In de competenties gaat het bijvoorbeeld om kweken en oogsten van die algen. “We hebben daarin samengewerkt met Algaeparc, onderdeel van Wageningen University & Research.”

De Nederlandse Biocomp-projectdeelnemers 

Hans Blankestijn (bijna 74 tijdens het interview) is al decennia met internationalisering in het groene onderwijs bezig, projecten onder EU-paraplu met partners in andere lidstaten. Hij deed dat vanuit Stoas en AOC Raad, maar is er ook na zijn pensionering mee doorgegaan. Als Blankcon (Blankestijn Consultancy) en in nauwe samenwerking met onderwijsadviseur en e-learningexpert Hilda Weges (Intreegue) en Elke Halm, expert communicatie en marketing.

 

Partners uit acht landen

Dat is de inhoud, maar wat is de methode? Hoe gaat zo’n internationaal project? Hoe begin je, wat doe je en wat gebeurt er met het materiaal?

Voordat je een voorstel schrijft, zoek je partners en bespreek je ideeën, vertelt Blankestijn. Dan begint het schrijfwerk. Bij Biocomp kwamen de partners uit acht landen. Behalve Nederland, Tsjechië (University of Chemistry & Technology in Dresden), Duitsland (Sächsische Bildungsgesellschaft für Umweltschutz und Chemieberufe), Roemenië (een ngo), Bulgarije (een hbo), Griekenland (University of West Attica), België (Open Education Community) en Denemarken (European E-learning Institute).

“Deels zijn het mensen die je al in je netwerk hebt en soms halen partners er weer anderen bij. Je wilt dat ze elkaar complementeren. Daar zoek je naar. Een evenwichtige samenstelling realiseren – organisaties die vanuit verschillende inhoud en achtergrond kunnen bijdragen – is best een klus.”

"Later kijken we wellicht terug op het fossiele tijdperk als een soort van hiccup, een kortstondige terugval"

“Het project begon met de vraag welke competenties relevant zijn. We kwamen op competenties zoals kritisch en creatief zijn, ondernemingsgezind, digitaal vaardig en circulair denkend. En competenties die horen bij produceren van biogas, bioplastic of algen. Kweken, oogsten en herkennen van ziekten of plagen in die algen. Vanuit die competenties hebben we lesmateriaal ontwikkeld. Dat is soms heel traditioneel, teksten en foto’s, maar er zijn ook videolinks en quizzen.”

Actualiteit helpt

De verschillende partners zitten er vaak anders in. In Griekenland willen ze aan de slag met bioplastics en in Duitsland staat biogas hoog op de agenda. Daar zullen de partners de resultaten van het project ongetwijfeld gaan gebruiken, maar, zegt Blankestijn, soms hebben projectdeelnemers geen mogelijkheden om binnen bestaande onderwijsprogramma’s iets te bereiken. En verder is de vraag hoe het buiten het netwerk van projectdeelnemers komt. “Dat is wel een punt: hoe zorg je dat de resultaten bekend zijn en gebruikt worden?” Wellicht gaat nu de actualiteit een rol spelen - de oorlog in Oekraïne en de impact die dit heeft op energielevering en voedselzekerheid.

Biocomp heeft een website, er zijn nieuwsbrieven gestuurd en er staat materiaal op Groen Kennisnet. “We hebben het bij Europese Commissie gepresenteerd en bij scholennetwerk Europea waarin wel duizend scholen vertegenwoordigd zijn.”

Lastig is vaak wel dat als er dan materiaal ligt en een opleiding wordt gestart er niet direct studenten zijn. “Helicon, zoals ze toen nog heetten, wilde bijvoorbeeld jaren geleden een opleiding over algenproductie starten, maar kreeg dat niet gedaan”, zegt Blankestijn. “Het valt niet mee om dit soort vernieuwingen van de grond te krijgen, het zijn nog marginale onderwerpen. Maar je moet wel blijven proberen.”

Circulair denken

“De wereld is aan het veranderen”, zegt Weges. “Ons denken moet op de schop en we hebben nieuwe oplossingen nodig. Het circulaire denken heeft heel veel impact op producten en de wijze van produceren. Maar het duurt even voor dit overal goed doordringt. Maar het is nu wel de tijd om dit te ontwikkelen.”

“Ik denk aan een uitspraak van Gerlinde van Vilsteren”, zegt Blankestijn. Zij was onder meer directeur van het Centre for Biobased Economy. “Ze zei dat we later wellicht terugkijken op het fossiele tijdperk als een soort van hiccup, een kortstondige terugval.”

Hij wijst nog op andere motieven voor een dergelijk project dan de noodzaak om biobased productie aan te pakken. “Erasmus is opgericht om contacten in Europa te verbeteren en ook bij te dragen aan een vreedzame samenleving, dat er geen oorlog meer komt. Contacten met andere landen zijn soms ingewikkeld – zeker de afgelopen coronajaren dat we elkaar vaak niet konden zien, want ontmoetingen zijn eigenlijk wel nodig, – maar het is wel enorm verrijkend.”

Blankestijn hoopt nu dat het materiaal zijn weg vindt. Elke school, elke docent zal het op een eigen wijze gebruiken, denkt hij. “Het is ook prima als dit als basis of inspiratie voor verdere ontwikkeling wordt gezien.”

Gaan we algen eten?

Algen behoren tot de oudste organismen op aarde. Net als planten halen ze energie voornamelijk uit zonlicht. De meeste algensoorten leven in waterige milieus, maar ze komen ook voor op steenachtig substraat, op boomschors en als korstmossen. Algen, en dan met name zeewier, wordt vooral in het verre oosten gekweekt als voedselbron, bijvoorbeeld voor sushi. Hier is het nog niet echt doorgedrongen als voedsel, maar in elk geval één restaurant in Wageningen heeft de zeewierburger op het menu staan. Algenkweek op grote schaal is er hier ook nog niet. Er zijn enkele bedrijven bezig, maar een land als China produceert veel algen.

Toch wordt er veel van verwacht, als alternatief voor dierlijke eiwitten bijvoorbeeld. Naast eiwitten leveren algen ook andere ingrediënten voor voedingsmiddelen. Ze kunnen verder een rol spelen bij de energievoorziening, biodiesel voor transport bijvoorbeeld. Wageningen University & Research heeft in 2010 het Algaeparc geopend om kennis en technologie te ontwikkelen die nodig is om op grootschalige wijze en rendabel algen te telen als grondstof voor voedsel, veevoer, brandstof en chemicaliën.

Lees meer over de zeewierburger

Meer lezen?

Abonneer je dan op onze Nieuwsbrief. Je ontvangt elke maand een selectie van de nieuwste ‘Groen in Actie’ verhalen, nieuws en events.

Dit groene verhaal is
mede mogelijk gemaakt door:

Biocompetences

Meer lezen?

Abonneer je dan op onze Nieuwsbrief. Je ontvangt elke maand een selectie van de nieuwste ‘Groen in Actie’ verhalen, nieuws en events.

Terug naar boven