Publicatiedatum:

Dit artikel is eerder verschenen in het magazine 'Innovaties in stad en land' van KCNL.  Lees hier het hele magazine.

Alle steden moeten een klimaatstresstest doorlopen. Die test spuugt een reeks kaarten uit die snel een goed beeld geven hoe de stad ervoor staat. Bestuurders lijken daar heel gevoelig voor, zag Edwin van der Strate van advies- en ingenieursbureau Tauw. Hij vroeg zich af: kunnen we niet ook zo’n tool maken voor groen en biodiversiteit in de stad? “Voor een leefbare stad hebben we biodiversiteit net zo hard nodig.”  

"De stresstest moet inspireren om stedelijke opgaven beter te koppelen aan biodiversiteit"

 

Politieke agenda

Maar groen – laat staan biodiversiteit – staat niet hoog op de politieke agenda’s. Van der Strate: “In steden leidt met  name verdichting tot minder groen. Geld verdienen op de korte termijn lijkt  belangrijker dan de baten van groen, want die zie je pas op langere termijn en zijn moeilijker door te rekenen. Politiek gezien is dat lastig.“  Laten we daarom groen koppelen aan stedelijke thema’s die wel aandacht krijgen, zoals hittestress en gezondheid, was de gedachte. Maar hoe maak je dat groen dan óók biodivers?

Maar liefst vijf onderwijsinstellingen, vijf overheden en vier natuurorganisaties/adviesbureaus zetten  samen hun tanden in deze vraag. Ze wilden in kaart brengen hoe bestaand groen bijdraagt aan biodiversiteit en hoe die biodiversiteit verder te verbeteren is. En ook: hoe is dat te koppelen aan andere opgaven?  Een ‘biodiversiteitsstresstest’, in de vorm van een makkelijk toegankelijke online tool,  zou dat inzicht kunnen leveren.

Criteria en indicatoren

De eerste horde om deze test te maken werd begin 2019 genomen door studenten Geomedia & Design en Toegepaste Biologie van de HAS. Ze werkten aan een landelijk datamodel dat moet laten zien hoe het staat met de biodiversiteit op specifieke locaties en hoe die daar verbeterd kan worden. Een deel van de studenten ging onder leiding van de projectpartner De Bosgroep ecologisch de diepte in. Welke indicatoren hebben we nodig om te meten waar bioversiteitsstress is, en hoe kun je meten of maatregelen succes hebben? Hoe vertaal je dat naar data?



Het model gaan gebruiken

De datamodel werd voor de zomer van 2019 opgeleverd. Het gebruikt vier indicatoren als basis: soortenrijkdom, habitatvariatie, connectiviteit tussen groengebieden en stressfactoren voor biodiversiteit, zoals verstening en verzuring. Studenten van Hogeschool Van Hall namen het stokje over van de HAS. Zij werken het model uit naar concrete maatregelen en leggen de koppeling met andere stedelijke opgaven. Bij de gemeenten die meedoen in het project worden pilots gedaan om het model met lokale gegevens te voeden. Daarmee kunnen meer gedetailleerder uitspraken worden gedaan. Bedoeling is dat de stresstest eind 2020 af is.

Aanzetten tot handelen

Tauw-medewerker Van der Strate hoopt dat het uiteindelijk lukt om met de biodiversiteitsstresstest het belang van groen aantoonbaar te maken. En dat overheden ook echt gaan handelden naar de inzichten die dat oplevert. Dat is nog een hele uitdaging, weet hij. “Er zijn vaker tools gemaakt, bijvoorbeeld een om de economische baten van groen in beeld te brengen. Vaak worden die helemaal niet gebruikt. Ik denk dat we vaak de neiging hebben om groen teveel vanuit biodiversiteit aan te vliegen, maar de doelgroep die daarvoor gevoelig is, is  heel smal. Dit punt is lastiger dan het maken van een instrument.  Het helpt dat we daar in de ontwikkelfase samen met gemeenten nu al over kunnen praten.”

“Met projecten als dit helpen we studenten opleiden tot onze medewerkers van de toekomst” 

“Alleen al over de vraag ‘wat is een datamodel?’ bestaan verschillende ideeën,” zegt Paulo van Breugel docent aan de HAS en begeleider van studenten Geomedia & Design die aan het project werkten. “Werken in een grote projectgroep blijft een uitdaging. We zitten daarom regelmatig bij elkaar met alle partners  om te bepalen: waar moet het precies naartoe?”

Kwaliteit

Hij ziet dat dat de studenten zich enorm verantwoordelijk voelen. “Ze wilden hun werk goed en op tijd overdragen aan Hogeschool Van Hall Larenstein, die er verder mee ging. De wisselwerking met Van Hall heeft bijgedragen aan de kwaliteit. We kregen steeds vragen als: hoe en wat gaan jullie opleveren? Dat hielp ons scherper stellen: hoe hebben we het gedaan en waar kunnen we nog verbeteren?”

Prettige wisselwerking

De werkveldpartijen zijn goed te spreken over het proces tot nu toe.  Johan Arts van projectpartner Bosgroep Zuid-Nederland: “De wisselwerking tussen ons, de studenten en de school is heel prettig. Behulpzaam is de uitstekend begeleiding vanuit de school. Als partner weet je dan dat je een meer volwassen product krijgt.  De studenten waren bovendien uitzonderlijk zelfstandig.”

Helpen opleiden

Communicatief ging het niet meteen soepel, maar uiteindelijk is dat gewoon onderdeel van het leerproces, vindt Johan Arts: “Scholieren zijn de medewerkers van de toekomst. Via dit soort projecten kunnen we ze beter helpen opleiden. Projectgericht werken leren ze misschien uit een boek, maar bij ons zijn ze echt partner in een project. Ze ervaren welke partijen je moet betrekken, hoe je een planning maakt en hoe je je tegenover anderen moet opstellen.”

(Foto's: KCNL)

Meer lezen?

Abonneer je dan op onze Nieuwsbrief. Je ontvangt elke maand een selectie van de nieuwste ‘Groen in Actie’ verhalen, nieuws en events.

Dit groene verhaal is
mede mogelijk gemaakt door:

KCNL

Meer lezen?

Abonneer je dan op onze Nieuwsbrief. Je ontvangt elke maand een selectie van de nieuwste ‘Groen in Actie’ verhalen, nieuws en events.

Terug naar boven